Mieren
Er zijn veel verschillende soorten (tuin)mieren zo is er bijvoorbeeld de zwartbruine wegmier, bruine mier, glanzende houtmier, grote gele grondmier.
Uiterlijk
De werksters van de tuinmieren zijn alle 0,3 tot 0,4 cm lang (alleen de glanzende houtmier is meestal iets forser tot ca 0,5 cm); antennen altijd geknikt.
De koninginnen zijn gevleugeld, groter dan werksters.
Ook de mannetjes zijn gevleugeld, maar kleiner dan werksters.
De kleuren zijn vaak beschreven in de naam.
Ontwikkeling
Volledige gedaanteverwisseling.
Een tuinmierenkolonie is 's winters in rust, tenzij het nest zich nabij een warmtebron bevindt.
De eiafzetting vindt plaats in het voorjaar en de zomer.
De werksters leven soms 2 tot 3 jaar.
Leefwijze
Koninginnen en mannetjes ondernemen met grote aantallen tegelijk in de zomer een "bruidsvlucht", hierbij bevruchten de mannetjes de koninginnen.
De mannetjes sterven na de bruidsvlucht, de koninginnen verliezen hun vleugels en gaan nieuwe nesten inrichten.
Uit de gelegde eitjes komen weer werksters.
Tuinmieren voeden zich met andere insecten en zoetigheid. Zo verzamelen ze bijvoorbeeld honingdauw, een uitscheidingsproduct van bladluizen.
De glanzende houtmier heeft vaak nesten in rottend hout onder de grond.
Nesten vooral buiten, van waaruit de werksters soms terecht komen in woningen.